Author: | Jules Verne | ISBN: | 1230000781299 |
Publisher: | Consumer Oriented Ebooks Publisher | Publication: | November 17, 2015 |
Imprint: | Language: | Dutch |
Author: | Jules Verne |
ISBN: | 1230000781299 |
Publisher: | Consumer Oriented Ebooks Publisher |
Publication: | November 17, 2015 |
Imprint: | |
Language: | Dutch |
Florida, die langwerpige strook gronds, welke zich als een overgroote
splinter tusschen den Atlantischen Oceaan en den Mexicaanschen
zeeboezem uitstrekt, en die in 1819 bij de groote Amerikaansche
federatie ingelijfd was geworden, werd eenige jaren later tot
bondgenootschappelijken Staat verheven.
Door die inlijving was het grondgebied der Groote Republiek met
zeven en zestig duizend vierkante mijlen vergroot geworden. Maar de
Floridasche ster schittert slechts met een glans van den tweeden rang
aan het firmament der zeven en dertig sterren, welke op de vlag der
Vereenigde Staten van Noord-Amerika prijken.
Dat Florida is slechts een smalle lage landtong. Hare geringe breedte
belet aan de rivieren, welke het landschap besproeien, zich over
eenige lengte van belang te ontwikkelen en eenige gewichtigheid te
erlangen. Hierop maakt evenwel de Sint John eene gunstige uitzondering.
Met eene zoodanige geringe terreinsverheffing als Florida bezit,
hebben de rivieren en beken te weinig verval om een sterken stroom
te verkrijgen.
De streek bevat geene bergen; slechts eenige reeksen van die »blufs"
of heuvels, welke in het centrum en het noordelijk gedeelte van de
Vereenigde Staten zoo veelvuldig aangetroffen worden.
Wat den vorm van het land betreft, men zou dien kunnen vergelijken
met een castorstaart, die in de zee zou hangen, hebbende ten oosten
den Atlantischen Oceaan en ten westen de Golf van Mexico.
Florida heeft dus geene grensburen, tenzij de Staten Georgië en
Alabama, die er in het noorden aan grenzen. Die grens vormt als
het ware eene breede landengte of beter landbasis, waardoor het
schiereiland aan het vasteland verbonden is.
Om kort te gaan, Florida doet zich voor als een bijzonder land, als
een vreemdsoortig land zelfs. Daar brengen de bewoners wel het hunne
toe bij. Zij zijn toch voor een derde Spanjaarden, voor een ander
derde Amerikanen, en voor het laatste derde Indianen. Deze laatsten
behooren tot den Seminolen-stam en verschillen zeer veel van hunne
rasgenooten uit het Far West.
De bodem is vrij droog, zandig en bijna geheel omzoomd door duinen, die
achtereenvolgens door den Atlantischen Oceaan op de zuidkust opgeworpen
zijn. In het noordelijk gedeelte is de streek bewonderenswaardig
vruchtbaar.
Die streek verdient den naam van Florida volkomen. Hare flora
is er prachtig, krachtig en van eene buitengewoon weelderige
verscheidenheid. Dat wordt ongetwijfeld daardoor veroorzaakt, dat
die streek door de Sint John besproeid wordt. Die stroom ontwikkelt
zich op breeden voet van het zuiden naar het noorden over eene
uitgestrektheid van twee honderd vijftig mijlen, waarvan er honderd en
zeven tot aan het Georges-meer gemakkelijk bevaarbaar zijn. De lengte,
welke de andere rivieren des lands missen, ontbreekt der Sint John
niet, die dat aan hare hoofdrichting van zuid naar noord te danken
heeft. Talrijke rio's en beken voeren haar heur water toe en vormen
menigvuldige kreken en haften op de beide oevers.
De Sint John is dus de slagader des lands. Zij, met hare levenwekkende
wateren, vervult waarlijk de rol van ader, die het bloed door het
aardlichaam rondvoert.
Op den 7den Februari van het jaar 1862 stevende de stoomboot Shannon
de Sint John af. Zij zou tegen vier uren 's avonds bij het kleine
gehucht Picolata aanleggen, na de hooger gelegen aanlegplaatsen der
rivier en de verschillende forten van de graafschappen Sint Jan en
Putnam aangedaan te hebben. Eenige mijlen lager zoude het vaartuig
op het grondgebied van het graafschap Duval aankomen, hetwelk zich
tot aan het graafschap Nassau uitstrekt, welk laatste door de rivier
van denzelfden naam begrensd wordt.
Picolata bezit uit zich zelve hoegenaamd geene belangrijkheid. Maar
hare omstreken bevatten rijke indigo-plantages, vruchtbare
rijstvelden, weelderige katoen- en suikerrietvelden, en onmetelijke
cypressenbosschen.
De bevolking ontbreekt er dan ook geenszins in den omtrek.
Hare ligging daarenboven verleent haar een zeker handelsverkeer,
waardoor koopwaren en reizigers hunnen uitweg daarheen zoeken. Niet
ver daarvan verwijderd--een twaalftal mijlen--wordt Sint-Augustijn
aangetroffen, een der voornaamste steden van Florida, die op de
oostkust, aan den Atlantischen Oceaan gelegen, en door het langwerpige
eiland Anastasia tegen de hooggaande deining uit volle zee beschut,
als de beste havenplaats in deze streken te beschouwen is. Een bijna
rechte weg verbindt Picolata met Sint-Augustijn.
Dien dag trof men in de nabijheid der aanlegplaats te Picolata een
grooter aantal reizigers aan dan gewoonlijk. Eenige vlugge rijtuigen,
eenige »stages", een soort vervoermiddel met acht zitplaatsen,
hetwelk met vier of zes muildieren bespannen is, die als dollen
over dien weg, welke door het moerassige land heenvoert, rennen,
hadden die reizigers van Sint-Augustijn aangevoerd. Het was zaak het
aanleggen der stoomboot niet mis te loopen, wilde men eene vertraging
van minstens acht en veertig uren vermijden, om de steden, dorpen,
gehuchten en forten stroomafwaarts gelegen te bereiken.
Inderdaad, de vaart van de Shannon was geen dagelijksche dienst om de
gemeenschap tusschen de beide oevers der Sint John te onderhouden. Op
dat tijdstip bestond er nog geene concurrentie en was die boot de
eenige om dien dienst te volvoeren. Men moest dus te Picolata zijn
op het oogenblik, dat zij aanlegde, anders was het mis. De rijtuigen
hadden dan ook reeds een uur te voren de passagiers afgezet.
In dit oogenblik bevonden zich een vijftigtal reizigers op het
aanleghoofd van Picolata. Men had kunnen opmerken, dat dezen zich in
twee groepen verdeelden. Was het eene belangrijke handelszaak, die
hen te Sint-Augustijn te zamen had gebracht, of wel eene staatkundige
beraadslaging?
Wat er van zij, zooveel is zeker, dat gerust beweerd kon worden, dat
de goede verstandhouding onder hen ontbrak. Zij waren als vijanden te
zamen gekomen, als vijanden gingen zij weer van elkander. Dat kon men
genoegzaam aan de blikken gewaar worden, die zij op elkander wierpen,
aan den afstand, dien de beide groepen onderling handhaafden, aan
eenige onvoegzame woorden, die weerklonken en waarvan de tartende
bedoeling voor niemand verborgen bleef.
Intusschen werd een schril gefluit vernomen, dat bovenstrooms de
lucht als het ware verscheurde. Weldra verscheen de Shannon bij de
ombuiging van een hoek op den rechter-rivieroever, op een afstand
van een halve mijl van Picolata. Dikke stoomwolken ontsnapten uit
hare beide schoorsteenen en dwarrelden door de kruinen van het zware
geboomte, die door den sterken wind heftig heen en weer geschud werden.
De naderende romp der boot werd voor het oog al grooter en grooter. De
eb begon door te staan. De stroom der rivier, die sedert drie of vier
uren ten gevolge van den vloed tegen was geweest, was nu gunstig en
voerde de wateren der Sint John thans naar hare zeemonding af.
De scheepsklok werd eindelijk vernomen. De raderen, die thans achteruit
sloegen, stuitten de vaart der Shannon, die het landhoofd op zijde
schoot en daaraan met trossen vastgemeerd werd.
De inscheping geschiedde toen met een zekere haast. Een der twee
groepen stapte de loopplank over, zonder dat de andere haar poogde
voorbij te ijlen. Dat was ongetwijfeld daaraan toe te schrijven,
dat deze nog een of twee passagiers wachtte, die niet op tijd waren
en die gevaar liepen de boot te missen.
Twee of drie mannen verlieten dan ook de groep, om tot op een punt van
de kade van Picolata te gaan, vanwaar men den weg naar Sint-Augustijn
overzien kon. Vandaar keken zij, blijkbaar in de meest ongeduldige
stemming, oostwaarts op.
En dat ongeduld had zijne oorzaak; want de gezagvoerder van de Shannon,
die reeds op de brug tusschen de beide raderkasten stond, riep:
»Aan boord!... Aan boord!..."
»Nog een paar minuten, kapitein," vroeg een der mannen van dat gedeelte
van de groep, hetwelk op het landhoofd was blijven staan.
»Ik kan niet wachten, heeren!"
»Slechts eenige minuten!"
»Eenige minuten?... Gij spreekt er gemakkelijk over!"
»Slechts twee, kapitein!"
»Neen, geen enkele!"
»Slechts een oogenblik!"
»Neen, onmogelijk! De eb is ingetreden; als ik nog draal, tref ik
geen diep water genoeg op de bank van Jacksonville aan."
»Daarenboven," merkte een der passagiers op, »er bestaat geen enkele
reden waarom wij aan de grillen van de te laat komenden zouden moeten
onderworpen worden!"
Hij die zoo sprak, behoorde tot de eerste groep, die reeds bij de
roef van het achterschip der Shannon plaats genomen had.
»Dat is ook mijne meening, master Burbank," antwoordde de
gezagvoerder. »De dienst gaat voor alles... Kom, heeren, aan boord;
want ik laat de meertrossen innemen!"
Reeds hadden een paar matrozen der stoomboot een boom gegrepen, om
haar van het landhoofd af te duwen, en reeds liet de stoomfluit een
schrillen gil hooren, toen een kreet weerklonk.
»Daar is Texar!... Daar is Texar!..."
Een rijtuig, dat in vollen ren voortjoeg, werd bij de ombuiging
van de kade van Picolata ontwaard en naderde snel. Weinige seconden
later stonden de muildieren, welke de bespanning uitmaakten, bij het
landhoofd stil. Een man steeg er uit. Zij, die tot op den weg gegaan
waren, om naar hem uit te kijken, stapten haastig naar hem toe,
waarna allen de loopplank der boot overschreden en zich inscheepten.
»Een oogenblik later,"... sprak een uit de groep.
»Nu, wat zou een oogenblik later?" vroeg de nieuw aangekomene.
»Dan waart ge niet meegegaan."
»Dat zou jammer geweest zijn," was het bedaarde antwoord.
»Ja, zeer jammer, en niet alleen jammer, maar ook teleurstellend."
»Zeker; want er zouden twee dagen hebben moeten verloopen,"
vervolgde een ander, »alvorens gij hadt kunnen vertrekken naar... Ja,
waarheen? Wij zullen het weten, als ge het ons zult willen zeggen."
»Wanneer de kapitein naar dien onbeschoften James Burbank geluisterd
had," viel een derde in, »dan zou de Shannon zich nu reeds op een
kwart mijl beneden Picolata bevinden!"
»Nogmaals, dat zou jammer zijn," antwoordde de nieuw aangekomene.
Texar had zich, vergezeld van zijne vrienden, naar het voorschip
begeven. Hij vergenoegde zich master James Burbank, van wien hij
slechts door de breedte der brug gescheiden was, aan te kijken. Neen,
hij sprak geen enkel woord; maar de blik, dien hij op hem wierp,
was voldoende om te doen begrijpen, dat er een onverzoenlijke haat
tusschen die beide mannen bestond.
Wat James Burbank betrof, deze draaide Texar, na hem vlak in het
aangezicht gekeken te hebben, den rug toe en nam plaats bij het
achtergedeelte der roef, alwaar zijne makkers reeds gezeten waren.
»Wat ziet die Burbank er ontevreden uit!" zei een van de makkers
van Texar.
Florida, die langwerpige strook gronds, welke zich als een overgroote
splinter tusschen den Atlantischen Oceaan en den Mexicaanschen
zeeboezem uitstrekt, en die in 1819 bij de groote Amerikaansche
federatie ingelijfd was geworden, werd eenige jaren later tot
bondgenootschappelijken Staat verheven.
Door die inlijving was het grondgebied der Groote Republiek met
zeven en zestig duizend vierkante mijlen vergroot geworden. Maar de
Floridasche ster schittert slechts met een glans van den tweeden rang
aan het firmament der zeven en dertig sterren, welke op de vlag der
Vereenigde Staten van Noord-Amerika prijken.
Dat Florida is slechts een smalle lage landtong. Hare geringe breedte
belet aan de rivieren, welke het landschap besproeien, zich over
eenige lengte van belang te ontwikkelen en eenige gewichtigheid te
erlangen. Hierop maakt evenwel de Sint John eene gunstige uitzondering.
Met eene zoodanige geringe terreinsverheffing als Florida bezit,
hebben de rivieren en beken te weinig verval om een sterken stroom
te verkrijgen.
De streek bevat geene bergen; slechts eenige reeksen van die »blufs"
of heuvels, welke in het centrum en het noordelijk gedeelte van de
Vereenigde Staten zoo veelvuldig aangetroffen worden.
Wat den vorm van het land betreft, men zou dien kunnen vergelijken
met een castorstaart, die in de zee zou hangen, hebbende ten oosten
den Atlantischen Oceaan en ten westen de Golf van Mexico.
Florida heeft dus geene grensburen, tenzij de Staten Georgië en
Alabama, die er in het noorden aan grenzen. Die grens vormt als
het ware eene breede landengte of beter landbasis, waardoor het
schiereiland aan het vasteland verbonden is.
Om kort te gaan, Florida doet zich voor als een bijzonder land, als
een vreemdsoortig land zelfs. Daar brengen de bewoners wel het hunne
toe bij. Zij zijn toch voor een derde Spanjaarden, voor een ander
derde Amerikanen, en voor het laatste derde Indianen. Deze laatsten
behooren tot den Seminolen-stam en verschillen zeer veel van hunne
rasgenooten uit het Far West.
De bodem is vrij droog, zandig en bijna geheel omzoomd door duinen, die
achtereenvolgens door den Atlantischen Oceaan op de zuidkust opgeworpen
zijn. In het noordelijk gedeelte is de streek bewonderenswaardig
vruchtbaar.
Die streek verdient den naam van Florida volkomen. Hare flora
is er prachtig, krachtig en van eene buitengewoon weelderige
verscheidenheid. Dat wordt ongetwijfeld daardoor veroorzaakt, dat
die streek door de Sint John besproeid wordt. Die stroom ontwikkelt
zich op breeden voet van het zuiden naar het noorden over eene
uitgestrektheid van twee honderd vijftig mijlen, waarvan er honderd en
zeven tot aan het Georges-meer gemakkelijk bevaarbaar zijn. De lengte,
welke de andere rivieren des lands missen, ontbreekt der Sint John
niet, die dat aan hare hoofdrichting van zuid naar noord te danken
heeft. Talrijke rio's en beken voeren haar heur water toe en vormen
menigvuldige kreken en haften op de beide oevers.
De Sint John is dus de slagader des lands. Zij, met hare levenwekkende
wateren, vervult waarlijk de rol van ader, die het bloed door het
aardlichaam rondvoert.
Op den 7den Februari van het jaar 1862 stevende de stoomboot Shannon
de Sint John af. Zij zou tegen vier uren 's avonds bij het kleine
gehucht Picolata aanleggen, na de hooger gelegen aanlegplaatsen der
rivier en de verschillende forten van de graafschappen Sint Jan en
Putnam aangedaan te hebben. Eenige mijlen lager zoude het vaartuig
op het grondgebied van het graafschap Duval aankomen, hetwelk zich
tot aan het graafschap Nassau uitstrekt, welk laatste door de rivier
van denzelfden naam begrensd wordt.
Picolata bezit uit zich zelve hoegenaamd geene belangrijkheid. Maar
hare omstreken bevatten rijke indigo-plantages, vruchtbare
rijstvelden, weelderige katoen- en suikerrietvelden, en onmetelijke
cypressenbosschen.
De bevolking ontbreekt er dan ook geenszins in den omtrek.
Hare ligging daarenboven verleent haar een zeker handelsverkeer,
waardoor koopwaren en reizigers hunnen uitweg daarheen zoeken. Niet
ver daarvan verwijderd--een twaalftal mijlen--wordt Sint-Augustijn
aangetroffen, een der voornaamste steden van Florida, die op de
oostkust, aan den Atlantischen Oceaan gelegen, en door het langwerpige
eiland Anastasia tegen de hooggaande deining uit volle zee beschut,
als de beste havenplaats in deze streken te beschouwen is. Een bijna
rechte weg verbindt Picolata met Sint-Augustijn.
Dien dag trof men in de nabijheid der aanlegplaats te Picolata een
grooter aantal reizigers aan dan gewoonlijk. Eenige vlugge rijtuigen,
eenige »stages", een soort vervoermiddel met acht zitplaatsen,
hetwelk met vier of zes muildieren bespannen is, die als dollen
over dien weg, welke door het moerassige land heenvoert, rennen,
hadden die reizigers van Sint-Augustijn aangevoerd. Het was zaak het
aanleggen der stoomboot niet mis te loopen, wilde men eene vertraging
van minstens acht en veertig uren vermijden, om de steden, dorpen,
gehuchten en forten stroomafwaarts gelegen te bereiken.
Inderdaad, de vaart van de Shannon was geen dagelijksche dienst om de
gemeenschap tusschen de beide oevers der Sint John te onderhouden. Op
dat tijdstip bestond er nog geene concurrentie en was die boot de
eenige om dien dienst te volvoeren. Men moest dus te Picolata zijn
op het oogenblik, dat zij aanlegde, anders was het mis. De rijtuigen
hadden dan ook reeds een uur te voren de passagiers afgezet.
In dit oogenblik bevonden zich een vijftigtal reizigers op het
aanleghoofd van Picolata. Men had kunnen opmerken, dat dezen zich in
twee groepen verdeelden. Was het eene belangrijke handelszaak, die
hen te Sint-Augustijn te zamen had gebracht, of wel eene staatkundige
beraadslaging?
Wat er van zij, zooveel is zeker, dat gerust beweerd kon worden, dat
de goede verstandhouding onder hen ontbrak. Zij waren als vijanden te
zamen gekomen, als vijanden gingen zij weer van elkander. Dat kon men
genoegzaam aan de blikken gewaar worden, die zij op elkander wierpen,
aan den afstand, dien de beide groepen onderling handhaafden, aan
eenige onvoegzame woorden, die weerklonken en waarvan de tartende
bedoeling voor niemand verborgen bleef.
Intusschen werd een schril gefluit vernomen, dat bovenstrooms de
lucht als het ware verscheurde. Weldra verscheen de Shannon bij de
ombuiging van een hoek op den rechter-rivieroever, op een afstand
van een halve mijl van Picolata. Dikke stoomwolken ontsnapten uit
hare beide schoorsteenen en dwarrelden door de kruinen van het zware
geboomte, die door den sterken wind heftig heen en weer geschud werden.
De naderende romp der boot werd voor het oog al grooter en grooter. De
eb begon door te staan. De stroom der rivier, die sedert drie of vier
uren ten gevolge van den vloed tegen was geweest, was nu gunstig en
voerde de wateren der Sint John thans naar hare zeemonding af.
De scheepsklok werd eindelijk vernomen. De raderen, die thans achteruit
sloegen, stuitten de vaart der Shannon, die het landhoofd op zijde
schoot en daaraan met trossen vastgemeerd werd.
De inscheping geschiedde toen met een zekere haast. Een der twee
groepen stapte de loopplank over, zonder dat de andere haar poogde
voorbij te ijlen. Dat was ongetwijfeld daaraan toe te schrijven,
dat deze nog een of twee passagiers wachtte, die niet op tijd waren
en die gevaar liepen de boot te missen.
Twee of drie mannen verlieten dan ook de groep, om tot op een punt van
de kade van Picolata te gaan, vanwaar men den weg naar Sint-Augustijn
overzien kon. Vandaar keken zij, blijkbaar in de meest ongeduldige
stemming, oostwaarts op.
En dat ongeduld had zijne oorzaak; want de gezagvoerder van de Shannon,
die reeds op de brug tusschen de beide raderkasten stond, riep:
»Aan boord!... Aan boord!..."
»Nog een paar minuten, kapitein," vroeg een der mannen van dat gedeelte
van de groep, hetwelk op het landhoofd was blijven staan.
»Ik kan niet wachten, heeren!"
»Slechts eenige minuten!"
»Eenige minuten?... Gij spreekt er gemakkelijk over!"
»Slechts twee, kapitein!"
»Neen, geen enkele!"
»Slechts een oogenblik!"
»Neen, onmogelijk! De eb is ingetreden; als ik nog draal, tref ik
geen diep water genoeg op de bank van Jacksonville aan."
»Daarenboven," merkte een der passagiers op, »er bestaat geen enkele
reden waarom wij aan de grillen van de te laat komenden zouden moeten
onderworpen worden!"
Hij die zoo sprak, behoorde tot de eerste groep, die reeds bij de
roef van het achterschip der Shannon plaats genomen had.
»Dat is ook mijne meening, master Burbank," antwoordde de
gezagvoerder. »De dienst gaat voor alles... Kom, heeren, aan boord;
want ik laat de meertrossen innemen!"
Reeds hadden een paar matrozen der stoomboot een boom gegrepen, om
haar van het landhoofd af te duwen, en reeds liet de stoomfluit een
schrillen gil hooren, toen een kreet weerklonk.
»Daar is Texar!... Daar is Texar!..."
Een rijtuig, dat in vollen ren voortjoeg, werd bij de ombuiging
van de kade van Picolata ontwaard en naderde snel. Weinige seconden
later stonden de muildieren, welke de bespanning uitmaakten, bij het
landhoofd stil. Een man steeg er uit. Zij, die tot op den weg gegaan
waren, om naar hem uit te kijken, stapten haastig naar hem toe,
waarna allen de loopplank der boot overschreden en zich inscheepten.
»Een oogenblik later,"... sprak een uit de groep.
»Nu, wat zou een oogenblik later?" vroeg de nieuw aangekomene.
»Dan waart ge niet meegegaan."
»Dat zou jammer geweest zijn," was het bedaarde antwoord.
»Ja, zeer jammer, en niet alleen jammer, maar ook teleurstellend."
»Zeker; want er zouden twee dagen hebben moeten verloopen,"
vervolgde een ander, »alvorens gij hadt kunnen vertrekken naar... Ja,
waarheen? Wij zullen het weten, als ge het ons zult willen zeggen."
»Wanneer de kapitein naar dien onbeschoften James Burbank geluisterd
had," viel een derde in, »dan zou de Shannon zich nu reeds op een
kwart mijl beneden Picolata bevinden!"
»Nogmaals, dat zou jammer zijn," antwoordde de nieuw aangekomene.
Texar had zich, vergezeld van zijne vrienden, naar het voorschip
begeven. Hij vergenoegde zich master James Burbank, van wien hij
slechts door de breedte der brug gescheiden was, aan te kijken. Neen,
hij sprak geen enkel woord; maar de blik, dien hij op hem wierp,
was voldoende om te doen begrijpen, dat er een onverzoenlijke haat
tusschen die beide mannen bestond.
Wat James Burbank betrof, deze draaide Texar, na hem vlak in het
aangezicht gekeken te hebben, den rug toe en nam plaats bij het
achtergedeelte der roef, alwaar zijne makkers reeds gezeten waren.
»Wat ziet die Burbank er ontevreden uit!" zei een van de makkers
van Texar.