Author: | Willem Oosterbeek | ISBN: | 9789025303945 |
Publisher: | Singel Uitgeverijen | Publication: | July 8, 2014 |
Imprint: | Athenaeum | Language: | Dutch |
Author: | Willem Oosterbeek |
ISBN: | 9789025303945 |
Publisher: | Singel Uitgeverijen |
Publication: | July 8, 2014 |
Imprint: | Athenaeum |
Language: | Dutch |
`De weg is geheel verlaten. Het wordt donker en ik vind geen enkele aanwijzing welke kant ik op moet. Dan zie ik plotseling in de verte, links van de weg, een dode ruiter, gekleed in het rood. Hij ligt vlak bij een gehucht, half begraven in de sneeuw. Het lijdt geen twijfel dat het een van onze lansiers is en dat mijn regiment zich daar ergens moet bevinden. Op goed geluk ga ik die richting op zonder dat ik een weg zie. Ik loop dwars door het veld, maar een brede greppel die is vol gewaaid met sneeuw verspert me de weg. Ik laat me er niet door weerhouden, maar plotseling verdwijn ik tot aan mijn hoofd onder een lawine van sneeuw. Dit keer geloof ik dat ik verloren ben.
In 1812 trekt Napoleon op naar Moskou, een veldtocht die een helletocht zou worden. Jean François Dumonceau is officier in la Grande Armée. Hij maakt deel uit van de Keizerlijke Garde, en verkeert in de nabijheid van Bonaparte. Als een van de weinigen overleeft hij de tocht. Aan het eind van zijn leven schrijft hij, in het Frans, zijn memoires. Die geven een huiveringwekkend beeld van een oorlog waarin honderdduizenden sneuvelen, maar ook schetsen ze zijn verbondenheid met Liesje, zijn paard, en zijn oppasser Jan.
Willem Oosterbeek vertaalde Dumonceaus memoires en voorzag ze van historisch commentaar. Zo ontstaat een ooggetuigenverslag van een veldtocht die twee eeuwen later nog altijd tot de verbeelding spreekt.
`De weg is geheel verlaten. Het wordt donker en ik vind geen enkele aanwijzing welke kant ik op moet. Dan zie ik plotseling in de verte, links van de weg, een dode ruiter, gekleed in het rood. Hij ligt vlak bij een gehucht, half begraven in de sneeuw. Het lijdt geen twijfel dat het een van onze lansiers is en dat mijn regiment zich daar ergens moet bevinden. Op goed geluk ga ik die richting op zonder dat ik een weg zie. Ik loop dwars door het veld, maar een brede greppel die is vol gewaaid met sneeuw verspert me de weg. Ik laat me er niet door weerhouden, maar plotseling verdwijn ik tot aan mijn hoofd onder een lawine van sneeuw. Dit keer geloof ik dat ik verloren ben.
In 1812 trekt Napoleon op naar Moskou, een veldtocht die een helletocht zou worden. Jean François Dumonceau is officier in la Grande Armée. Hij maakt deel uit van de Keizerlijke Garde, en verkeert in de nabijheid van Bonaparte. Als een van de weinigen overleeft hij de tocht. Aan het eind van zijn leven schrijft hij, in het Frans, zijn memoires. Die geven een huiveringwekkend beeld van een oorlog waarin honderdduizenden sneuvelen, maar ook schetsen ze zijn verbondenheid met Liesje, zijn paard, en zijn oppasser Jan.
Willem Oosterbeek vertaalde Dumonceaus memoires en voorzag ze van historisch commentaar. Zo ontstaat een ooggetuigenverslag van een veldtocht die twee eeuwen later nog altijd tot de verbeelding spreekt.